Valt lookalike van Picnic toch onder portretrecht van Max Verstappen?

Vorig jaar bepaalde het Hof Amsterdam dat Picnic toch een lookalike van Max Verstappen mocht gebruiken in een promotiefilmpje (zie ons artikel op deze website). Er zou namelijk geen sprake zijn van inbreuk op het portretrecht van Max Verstappen, maar sprake zijn van een persiflage.

Max Verstappen heeft daarop bij de Hoge Raad cassatie ingesteld tegen het oordeel van het Hof Amsterdam. Als onderdeel van de cassatieprocedure heeft advocaat-generaal (A-G) Hartlief, adviseur van de Hoge Raad, zich onlangs over het geschil uitgelaten.

Volgens de A-G heeft het Hof Amsterdam een te scherpe bocht genomen bij de invulling van het begrip ‘portret’ in artikel 21 Auteurswet. Ook wanneer het publiek niet denkt dat de lookalike daadwerkelijk Max Verstappen is, kan volgens de A-G nog steeds sprake zijn van een portret. De A-G is van mening dat het gebruik van de lookalike wél zou moeten worden beschouwd als een portret van Max Verstappen.

Het Hof Amsterdam was van mening dat geen sprake was van een portret. Daarom is het Hof niet toegekomen aan het maken van een belangenafweging zoals vereist om te bepalen of Picnic het filmpje openbaar mocht maken. Die belangenafweging moet volgens de A-G alsnog plaatsvinden.

De A-G is op grond van het voorgaande van mening dat de uitspraak van het Hof Amsterdam niet in stand kan blijven.

Het is nu afwachten of de Hoge Raad in haar uitspraak het advies van de A-G volgt. Meestal is dat wel het geval. In dat geval zal een ander gerechtshof opnieuw over de zaak moeten beslissen. De uitspraak van de Hoge Raad wordt vooralsnog verwacht op 11 maart 2022.

Zie hier het volledige advies van de A-G.

Meer weten?

Wilt u meer weten over het portretrecht of vergelijkende of misleidende reclame? Of heeft u andere vragen over het auteursrecht, reclamerecht of merkenrecht? Neem dan contact op met Ernst-Jan Louwers of Eva van Groezen.